Categorieën ABP,Achtergrond

Het nieuwe bestuursmodel van het ABP

Bestuursmodellen van pensioenfondsen, er is vast een aantrekkelijker gespreksonderwerp voor tijdens een borrel te verzinnen. Maar de keuze voor een bestuursmodel doet er wel toe. Wie er aan het roer staat en hoe dat bestuur wordt gecontroleerd zijn belangrijk voor het uiteindelijke pensioenresultaat. Per 1 januari 2022 is het ABP overgestapt naar een nieuw bestuursmodel. In deze blog nemen we je mee in wat er speelde en hoe LvOP op dit dossier geopereerd heeft.

Bestuursmodellen

Eerst even wat theorie: in de Pensioenwet is beschreven welke bestuursmodellen zijn toegestaan. Er zijn in de basis drie modellen: het paritair model, het onafhankelijk model en het gemengd model. Het gemengd model kent vervolgens weer drie varianten: het paritair gemengd model, het onafhankelijk gemend model en het omgekeerd gemengd model. Deze modellen verschillen in wie er in het bestuur zitten en wie deze bestuurders benoemt, hoe het toezicht is geregeld en hoe de verantwoording of medezeggenschap is geregeld.

Tot 1 januari 2022 had het ABP een paritair bestuur: de bestuursleden worden dan benoemd uit de kring van werknemers (vakbonden), werkgevers en gepensioneerden. Het bestuurslidmaatschap is een parttime baan. Een raad van toezicht (RvT) houdt toezicht en het bestuur legt verantwoording af aan de deelnemers via het verantwoordingsorgaan (VO). In de analyse van het ABP-bestuur waren er een aantal redenen waarom dit bestuursmodel niet (meer) werkte voor ABP en een overstap naar een nieuw model nodig was. Als belangrijkste redenen noemde het bestuur de (gebrekkige) slagkracht van het bestuur en uitdagingen bij het opdrachtgeverschap aan pensioenuitvoerder APG. Het bestuur meende dat een overstap naar het omgekeerd gemengd model (OGM) de beste oplossing was.

In het OGM bestaat het bestuur uit twee delen: een uitvoerend deel van het bestuur en een niet-uitvoerend deel van het bestuur. De uitvoerend bestuurders (UB’ers) zijn fulltimers die belast zijn met de dagelijkse leiding van het pensioenfonds. De UB’ers zijn onafhankelijk. De niet-uitvoerend bestuurders (NUB’ers) zijn parttimers en houden toezicht op het bestuur. Zij worden voorgedragen door de sociale partners. Als onderdeel van het bestuur nemen de NUB’ers ook deel aan de besluitvorming waar ze later toezicht op houden. Het bestuur als geheel legt verantwoording af aan het VO.

Onafhankelijk is onze voorkeur

Wat vindt LvOP hiervan? Als LvOP het voor het zeggen had, hadden we gekozen voor het onafhankelijk model. In het onafhankelijk model is er sprake van onafhankelijke, deskundige bestuurders en verloopt het toezicht via een RvT. Omdat de sociale partners in dit model meer op afstand staan, is er geen VO maar een BO: een belanghebbendenorgaan. Zo’n BO heeft meer rechten dan een VO. Waarom vindt LvOP dit model het aantrekkelijkst? Omdat naar ons idee een onafhankelijk model de meeste ruimte geeft voor écht onafhankelijke en deskundige bestuurders, die op basis van relevante gegevens keuzes kunnen maken die in het belang zijn van álle deelnemers. En dus niet keuzes die door nauwe betrokkenheid van sociale partners alleen de insiders beschermen.

Waarom geen Omgekeerd Gemend Model?

Welke problemen heeft LvOP met het OGM? In het OGM hebben sociale partners net zoals in het paritair model een meer dan flinke vinger in de pap. Bovendien zitten de NUB’ers (die dus door sociale partners worden voorgedragen) wel erg dicht tegen de UB’ers aan binnen het bestuur en zijn ze met twaalf NUB’ers tegenover drie UB’ers nogal dominant. De vraag is daarnaast of de NUB’ers wel goed toezicht kunnen houden als ze zelf onderdeel zijn van het bestuur. Als je medeverantwoordelijk bent voor de besluitvorming, hoe kun je dan met een frisse blik de UB’ers controleren?

LvOP was niet de enige fractie in het VO die moeite had met de plannen van het huidige ABP-bestuur. Het voltallige VO was kritisch over de plannen en heeft een stevig ongevraagd advies aan het bestuur uitgebracht. Sommige fracties twijfelden aan de probleemanalyse van het bestuur, anderen aan de timing van de verandering van bestuursmodel en nog weer anderen aan de precieze uitwerking van het OGM. Het VO heeft behoorlijk kunnen bijsturen en zo de scherpste kantjes van de keuzes van het ABP-bestuur af kunnen schaven. In een verhitte overlegvergadering heeft het bestuur veertien toezeggingen aan het VO gedaan, onder andere over versterkte rechten van het VO, beter werkend toezicht en een passender beloningsbeleid voor bestuursleden.

Een meerderheid in het VO was uiteindelijk tevreden met de toezeggingen van het bestuur en heeft positief geadviseerd over de overgang naar OGM. LvOP is blij met de toezeggingen die het bestuur heeft gedaan, maar heeft alles afwegend toch negatief geadviseerd. Wij hadden en houden fundamentele bezwaren bij de keuze voor dit bestuursmodel en daarom konden we niet anders dan negatief adviseren.