In 2006 zijn de vroegpensioenregelingen afgeschaft. Als compensatie voor deze afschaffing zijn toen overgangsregelingen bedacht voor een selecte groep werknemers. Ook ABP kent een dergelijke overgangsregeling. Hierbij is een specifieke toezegging gedaan om het opgebouwde pensioen bij ABP met terugwerkende kracht te verhogen. De compensatie was voorwaardelijk: je moest in 2006 in dienst zijn en in dienst blijven bij het onderwijs of de overheid tot 2023, of tot het moment van pensioneren indien dat voor 2023 ligt.
Dat is vooral gunstig voor ouderen, want die hebben al meer opgebouwd pensioen (en profiteren dus meer van de verhoging van het reeds opgebouwde pensioen). Daarnaast hebben jongeren een grotere kans op een (tussentijdse) overstap naar een andere werkgever (en geen kans om voor 2023 met pensioen te gaan). Medewerkers die na 2005 in dienst van de overheid of het onderwijs kwamen hebben helemaal geen voordeel van deze regeling, maar betalen hier wel aan mee. Van de ongeveer 1 miljoen werknemers die verplicht zijn aangesloten bij ABP, komen bij benadering nog slechts 500.000 deelnemers in aanmerking voor de inkoop van voorwaardelijk pensioen uit de VPL regeling.
De VPL-regeling is behoorlijk kostbaar, vooral omdat de aanspraken grotendeels nog worden ingekocht tegen de huidige lage rentestand. Voor een leraar basisonderwijs van rond de 30 jaar (modaal salaris van 37.500 euro p/j) wordt op dit moment jaarlijks 1.000 euro betaald voor de VPL-regeling. Van dit bedrag was een forse verhoging van het salaris mogelijk geweest.
Lees hier meer over onze eerder geuite zorgen en aan ABP gestelde vragen met over de VUT-overgangsregeling.