LvOP: adviesrol VO in huidige opzet besluitvorming ABP P&I nota onaanvaardbare schijnvertoning
Eenzijdig focus op bot premie instrument draagt onvoldoende en op een onevenwichtige wijze bij aan het herstel van de financiële gezondheid van het fonds.
De LvOP fractie weigert legitimiteit te verlenen aan het besluitvormingsproces rondom de premie en indexatie nota van het ABP en onthoudt zich van stemmen. Het bestuur van het ABP heeft in haar voorgenomen premie- en indexatiebesluit voor 2021 het besluit genomen om de premie te verhogen in 2021. De LvOP steunt het voorgenomen beleid van premieverhoging om te komen tot een kostendekkende premie die noodzakelijk is om de ambitie te schragen. Hiervoor pleit het LvOP al sinds jaar en dag. Echter, is het voor het LvOP onaanvaardbaar dat draaiknoppen zoals het verlagen van de ambitie en het doorvoeren van kortingen actief en willens en wetens buiten de discussie worden gehouden. Bovendien zorgt een stijging van de premie voor een overeenkomstige stijging van de VPL-premie. Hierdoor ontstaat niet alleen een gemankeerd besluitvormingsproces maar tevens een voortzetting van een jarenlange onevenwichtige situatie waarin het nemen van pijn wordt doorgeschoven naar een overgrote groep actieven en mogelijk nieuwe toekomstige instromers in het fonds.
Door akkoord te gaan met het niet langer haalbare ambitieniveau dat sociale partners in de Pensioenkamer voorleggen en actief te lobbyen voor lossere pensioenkorting-regels wordt er wederom niet gebroken met een verleden van beleidsbesluiten dat zich kenmerkt door het uitstellen van maatregelen die de financiële positie van het fonds weer gezond zouden kunnen maken. De last van achtereenvolgens een financiële crisis, desastreus rentebeleid, met risico overladen herstelplannen en uitstel van zowel premieverhoging als kortingen, is inmiddels dusdanig van omvang dat het vertrouwen van actieve deelnemers zwaar wordt beschadigd. Met het nu voorliggende eenzijdige premiebeleid waarin enkel het instrument van premieverhoging wordt aangewend ontstaat de situatie waarbij de gevraagde inspanningen (een vermindering van het netto loon en een vermindering van de loonruimte in komende CAO onderhandelingen) niet in verhouding staan tot de opbrengsten. Een op zichzelf staande premieverhoging draagt immers maar in zeer beperkte mate bij aan een kentering van de uitholling van de financiële positie van het fonds. Voor een groot deel van de actieven komt een premieverhoging bovendien bovenop een jarenlange premiebijdrage aan de compensatie van het afgeschafte vroegpensioen. Dit is een weggemoffelde bijdrage van ongeveer 3% waar die groep niet van profiteert. Tenslotte leidt de stagnatie van het herstel van de financiële positie van het fonds met het oog op de overgang naar het nieuwe pensioen contract tot een onzekere en niet evenwichtige uitgangssituatie ten aanzien van het invaren van rechten in het nieuwe stelsel. Het bovenstaande bewijst wat het LvOP betreft tegelijkertijd dat zowel het proces van medezeggenschap in aanloop naar de P&I besluitvorming als de governance in het ABP moet worden gewijzigd. In de huidige situatie is de representativiteit van alle deelnemers niet geborgd in de pensioenkamer. Hierdoor zijn in het kader van de P&I besluitvorming keuzes gemaakt die de beleidsruimte op onevenwichtige beperkt. Bovendien is er geen controle op de professionaliteit zoals die er bij fondsbestuurders wel is, dit is onverantwoord bij een orgaan met zoveel macht. Dit is tevens problematisch met het oog op de overgangsfase naar het nieuwe pensioencontract en de uiteindelijke nieuwe situatie waarin de facto en de jure het risico gedragen wordt door de fondsdeelnemers.