ABP bereidt zich voor op transitie, waakzaamheid geboden bij verdelen van de pot
Continue onenigheid, met name tussen jong en oud
In een eerder blog schreven we over de wenselijkheid van een eenvoudiger pensioensysteem op basis van persoonlijke pensioenvermogens, waarbij het delen van bepaalde risico’s net als nu het uitgangspunt blijft. Uw pensioenpremie moet wat ons betreft bij ABP niet meer in de grote pot verdwijnen, maar worden bijgeschreven op uw persoonlijke pensioenrekening. Hiermee bedoelen we niet dat pensioen niet meer collectief georganiseerd moet worden, maar wel dat er anders geadministreerd moet worden. Zo moet er worden vastgelegd welk vermogen er voor u is opgebouwd. Op dit moment gebeurt dat niet. Al het geld zit in één grote pot en er is aan iedereen een toekomstige uitkering beloofd. Dit roept elke keer de vraag op of dat collectieve vermogen wel groot genoeg is om alle beloofde uitkeringen in de toekomst ook werkelijk te kunnen betalen. Dat leidt tot continue onenigheid, met name tussen jong en oud.
Het fonds wordt uitgehold
Voor ouderen is het gunstig te beweren dat er genoeg geld in kas is, zodat er nu meer uitgekeerd kan worden (of niet hoeft te worden gekort). Voor jongeren is het juist omgekeerd. Nu meer uitkeren betekent dat er later juist minder te verdelen is. Daarnaast speelt continu de vraag of werkenden wel genoeg premie betalen. Als dit niet zo is, dan is dit nadelig voor gepensioneerden. Het fonds wordt uitgehold, terwijl alleen de werkenden profiteren van de premiekorting.
Gewoon netjes bijhouden welk deel van de pot van wie is
Uiteindelijk is er natuurlijk nooit sprake van genoeg of te weinig geld in kas. Hoeveel geld er in kas is, is een gegeven en de vraag is vooral hoe dit geld over iedereen wordt verdeeld. Het ligt voor de hand dit probleem op te lossen door gewoon netjes bij te houden welk deel van de pot van wie is. Dit betekent niet dat er niet meer collectief belegd wordt, maar wel dat nauwkeurig wordt vastgelegd wat ieders aandeel in de gezamenlijke pot is. Als de pensioenen van ouderen verhoogd worden, komt dat gewoon uit hun eigen pot en als werkenden te weinig premie betalen is dat ook hun eigen probleem. Op die manier is de onnodige strijd in het pensioenfonds tussen jong en oud voorgoed verleden tijd. En bovendien wordt het voor iedereen duidelijker wat er met zijn of haar geld gebeurt bij het pensioenfonds.
Uw opgebouwde pensioen over naar een nieuw pensioenstelsel?
We zitten op dit moment bij ABP nog wel met de grote gezamenlijke pot. ABP bereidt zich voor op een transitie. ABP vindt dat opgebouwde pensioenen in principe over moeten kunnen naar het nieuwe pensioenstelsel (in jargon noemt men dit vaak ‘invaren’). Dat roept diverse vragen op, bijvoorbeeld hoe die pot verdeeld wordt zodra een persoonlijke pensioenrekening wordt ingevoerd? Dit is een ingewikkelde en vooral (politiek) gevoelige vraag.
Het totale vermogen van het ABP telt nu op tot gemiddeld meer dan 100.000 euro per persoon, dus het gaat om de verdeling van enorme bedragen. Uitgangspunt moet uiteraard zijn dat de verdeling in verhouding staat tot de waarde van ieders opgebouwde pensioen. Daarnaast is het onwenselijk dat de overgang leidt tot een plotselinge verandering in de hoogte van de pensioenuitkeringen op dit moment.
Huidige waardebepaling als logisch startpunt
Een logisch startpunt is de waardebepaling die ABP nu al hanteert voor het bepalen van de dekkingsgraad. Om de dekkingsgraad te bepalen, berekent ABP ook nu al wat uw pensioen op dit moment waard is (alleen kunt u aan deze waardebepaling nu geen rechten ontlenen). Zij maakt hierbij gebruik van de door DNB voorgeschreven rekenrente. Daar moet wat ons betreft niet van worden afgeweken.
Als de dekkingsgraad 100% is, zou iedereen op zijn pensioenrekening simpelweg deze berekende waarde kunnen krijgen. Het probleem is alleen dat de dekkingsgraad meestal geen 100% is. Er is een overschot dan wel een tekort.
Een eerste gedachte zou kunnen zijn om, wanneer de dekkingsgraad bijvoorbeeld 110% is, iedereen 110% van de berekende waarde te geven en wanneer de dekkingsgraad 90% is, iedereen 90%. Echter, dit zou strijdig zijn met het uitgangspunt dat de huidige pensioenuitkeringen niet plotseling moeten wijzigen. Bij overschotten en tekorten blijft een pensioenfonds in eerste instantie gewoon 100% van het pensioen uitkeren. Het ligt voor de hand hiermee rekening te houden bij het verdelen van de pot.
Uitsmeermechanisme niet onredelijk
In plaats van de pensioenwaarde van iedereen evenredig met het tekort of overschot aan te passen, is het daarom redelijk als dit tekort of overschot in de berekening slechts geleidelijk over de tijd wordt ‘uitgesmeerd’. Dit betekent dat degene die dit jaar pensioen ontvangt voor het eerste uitkeringsjaar gewoon 100% krijgt. Pas voor het tweede jaar wordt een klein deel van het tekort of overschot meegenomen. Bijvoorbeeld: bij een dekkingsgraad van 120%, wordt de waarde van de pensioenuitkering voor het tweede jaar met 102% vermenigvuldigd. Het derde jaar 104% en zo voort. Natuurlijk zijn de cijfers die we hier noemen slechts ter illustratie. In de praktijk zal moeten worden bepaald welke cijfers redelijk aansluiten bij de snelheid waarmee pensioenfondsen nu hun tekorten en overschotten uitdelen.
Installeer onafhankelijke commissie
De uiteindelijke verdeling gaat over zeer veel geld en dat brengt het risico met zich mee dat groepen met onevenredig veel macht in de polder de verdeling naar hun hand gaan zetten. Dit risico is extra groot omdat de ingewikkelde berekeningen alles al snel ondoorzichtig maken, waardoor u als deelnemer moeilijk kunt beoordelen of de gemaakte verdeling redelijk is.
Wij zouden er daarom voor willen pleiten dat er zo spoedig mogelijk een onafhankelijke commissie van experts wordt aangesteld, bestaande uit jong en oud, die tijd en middelen krijgt om te adviseren over de exacte berekening.